Tien vragen aan de nieuwe DKARS-voorzitter
Henk Schanssema (PA2S) is de nieuwe DKARS-voorzitter. Maar wie is Henk, wat drijft hem, waarom koos hij voor DKARS en hoe wil hij zich inzetten voor de amateurgemeenschap. In tien antwoorden geeft Henk duidelijkheid op vragen als deze.
Kun je iets zeggen over je voorgeschiedenis?
Geboren in 1955 in Rotterdam. Mijn oom Arnold had me al vroeg besmet met het elektronicavirus. Hij werkte bij een Philips vestiging in Hoogeveen en nam wel eens wat overtollige onderdelen mee, waarmee ik van alles uitprobeerde. Ik herinner me ook nog goed dat mijn zus naar Radio Veronica luisterde en dat ik haar met mijn radio kon storen. Nadat de lol van het storen eraf was, was het tijd om het verder te gaan onderzoeken. Er werd na het nodige leeswerk besloten om een audiotransformator in de anodevoeding van de lokale oscillator op te nemen en op de laagohmige kant van de trafo audio aan te sluiten. Met de radio van mijn zus kon ik mijn uitzendingen monitoren. Later werd een antenne op de anodekring aangesloten met een toltrimmer en met een draagbare radio werd het bereik onderzocht. Dezelfde radio had ik later voorzien van een BFO waardoor ik op 40 en 20 meter SSB signalen kon ontvangen. Ik wilde toen examen gaan doen, maar mijn ouders vonden school belangrijker. En gelijk hadden ze. In 1972 verhuisde ik naar Zuid-Limburg. De belangstelling voor radio bleef.
Wat doe je voor de kost?
Je kunt zeggen dat ik een technisch jurist ben of zo je wilt een juridisch techneut. Die combinatie komt onder meer van pas bij het opstellen van technische overeenkomsten. Al vele jaren ben ik actief als adviseur. In 2012 werd ik gevraagd om het team te versterken van een bedrijf dat zich richt op aanleg en onderhoud van telecommunicatienetten. Er werken zo’n 70 mensen. Je kunt mijn taak het beste omschrijven als bedrijfsadviseur. Daarnaast heb ik een kleine juridische praktijk.
Wanneer ben je gelicenseerd?
In het najaar van 1975 examen gedaan. In een grote hal in Den Bosch zaten gigantisch veel kandidaten te zweten. Op 1 januari 1976 ging mijn machtiging in. Ik behoorde tot de eerste lichting amateurs met niet PAo roepletters. Mijn eerste call was PEoHJS. Sommigen meenden dat ik een piraat was, maar na een tijdje waren de meesten wel gewend aan de nieuwe prefixen. In het voorjaar 1977 werd in Den Haag bij de PTT “opgenomen en geseind” en de call wijzigde toen naar PA2HJS. Inmiddels was mijn Rotterdamse jeugdvriend Dolf ook amateur geworden (via PEoDOL naar PA2DOL) en Dolf inspireerde me om actief te worden op UHF en later SHF. Op kortegolf was ik nauwelijks te horen.
Er werd fanatiek meegedaan aan contesten en dat prikkelde weer om spullen te verbeteren en uit te breiden. PA2DOL heeft me erg veel geholpen met allerlei halve en hele schakelingen, want in het zuiden was er amper activiteit en daardoor kon ik niet controleren of en hoe het werkte. De hulp van Dolf was dan ook onmisbaar en daarbij kwam ook nog dat mijn spullen meteen zo goed moesten werken, dat er een verbinding met Rotterdam mogelijk was. Je kunt je voorstellen dat het de nodige vreugdesprongen heeft opgeleverd. Ongeveer elk jaar kwam er wel een band bij en in 1981 was ik op 10 GHz actief. Het bleek mogelijk om op 3 cm verbindingen over zo’n 150 km te maken bij ‘gewone’ condities. Echt een doorbraak.
Het was een geweldige tijd. In de wedstrijd waren we elkaars rivalen, maar daana de dikste vrienden, die elkaar hielpen met van alles en nog wat. Via de toenmalige lineaire transponder in Oosterbeek troffen we elkaar en een afspraak om iets uit te proberen was altijd zo gemaakt.
Wat is je favoriete amateurband?
In 1978 had ik een converter gebouwd voor 50 MHz. De zonneactiviteit was aan het toenemen en uit publicaties begreep ik dat het mogelijk moest zijn om stations van de andere kant van de grote plas te horen. Buiten televisiesignalen werd in 1978 niet veel gehoord. Maar in maart 1979 viel ik bijna van mijn stoel toen ik het ZS6PW baken hoorde. De antenne stelde niets voor: het was een dipool op zolder. Onvoorstelbaar. In november 1979 ontving ik de eerste ‘levende’ stations. VE1AVX (later VE1YX) was de eerste. Later werd een flink aantal stations gelogd. Het najaar 1981 was ook heel goed en er werd geregeld een crossband verbinding gemaakt waarbij de Europese stations op 10 meter uitzonden.
Toen we in 1987 te horen kregen dat we in maart 1988 op 6 meter mochten uitkomen, werd meteen begonnen aan het opbouwen van het station. In december was alles al klaar en zat ik in de startblokken. We moesten toen nog een bijzondere toestemming aanvragen en aanvankelijk mochten we alleen CW gebruiken. Dat was af en toe een flinke uitdaging, want niet iedereen kon met CW overweg. Er volgden enkele fantastische seizoenen, waarbij voor mij de maand november 1989 als de beste maand in mijn gehuegen staat. Bijna elke dag waren er DX verbindingen mogelijk. De pret duurde voort tot in 1992 en in dat jaar werd het DXCC behaald. In 1994 moest ik verhuizen en met een minder QTH genoegen nemen. Toch werden er in de daaropvolgende zonnecyclus en tijdens de zomers nog een aantal landen bij elkaar gesprokkeld. In 2006 verhuisde ik weer en had ik geen antenne meer. Met binnenantennes viel er weinig lol te beleven en de activiteit was erg laag.
De komst van 60 m was voor mij een reden om weer actief te gaan worden. Net als bij 6 meter was alles nieuw en dat trekt me enorm. Erg actief dus, maar helaas wel slecht voor de nachtrust af en toe. Maar 60 is een geweldige band. De verkleining naar 15 kHz en 15 Watt was erg teleurstellend en daarom heb ik op persoonlijke titel enkele initiatieven ontwikkeld om te zien of daarin verandering mogelijk is. Zo is onder meer via een WOB verzoek achterhaald wat de reden is geweest achter de verkleining en of er sprake is geweest van klachten van primaire gebruikers.
Waarom wilde je voorzitter van DKARS worden?
De grote hoeveelheid storing was na de ’terugkeer’ opvallend en voor mij aanleiding om te zoeken naar wegen om dit probleem onder de aandacht te krijgen.
Afgelopen januari had ik een voorstel geformuleerd in onze VERON afdeling met betrekking tot EMC, waarin werd opgeroepen om meer aandacht te besteden aan het storingsprobleem. Veel amateurs hebben er veel last van en ik weet dat er zelfs amateurs zijn gestopt vanwege de storing. In mijn ogen heeft EMC dan ook een hoge prioriteit.
Het voorstel werd tijdens de verenigingsraad door mij toegelicht en het kreeg veel bijval. Tevens noemde ik dat ik bereid was om een beleidsdocument op te stellen. Een lid van de EMC commissie riep enthousiast: “We willen graag een goed gesprek met je!”. Na de vergadering werd nog even kort gesproken met twee commissieleden en ik had mijn contactgegevens doorgegeven. Maar het bleef stil en dat stelde me wel teleur. Het past niet bij mij om te gaan leuren. Het is voor mij “graag of niet”.
Nu kun je als privépersoon wel allerlei brieven gaan sturen en mensen benaderen, maar dat is weinig effectief omdat er geen organisatie achter staat. Op zoek naar een mogelijkheid om mijn energie effectief te kunnen maken werd het DKARS-bestuur benaderd en zij reageerden enthousiast op mijn voorstellen.
Na enkele bestuursvergaderingen als adviseur te hebben bijgewoond was mijn enthousiasme gegroeid en ondanks het drukke QRL wil ik toch een bijdrage leveren aan de amateurgemeenschap. Mijn brede beroepservaring kan ik daarbij tevens inbrengen.
Wat vind je van het argument dat de DKARS geen democratische vereniging is?
Dat de DKARS een stichting is, ervaar ik niet als een bezwaar. Er zijn talloze stichtingen die belangen behartigen en dat doen zij veelal prima. Juist omdat die stichtingen herkenbare doelen hebben, is voor eventuele donateurs duidelijk of zij een bijdrage zinvol vinden. Bij de DKARS is dat niet anders. Het bestuur bestaat uit zendamateurs en die weten echt wel wat belangrijk is voor het kunnen uitoefenen van onze hobby. Je kunt immers in enkele zinnen opschrijven wat de belangrijkste voorwaarden zijn voor onze liefhebberij. Wat heb je nodig? Frequenties, een antenne, zo min mogelijk storing, een overheid die dit regelt en toezicht houdt en verder operationele ondersteuning. Bij dat laatste denk ik bijvoorbeeld aan QSL verkeer, het organiseren van activiteiten en het geven van informatie. In feite hoef je maar te kijken naar commissies van de verenigingen en dan zie je over welke onderwerpen het daarbij gaat.
Het komt er vooral op aan dat er dingen gebeuren. Iedereen kent het Rotterdamse strijdlied: geen woorden maar daden. Voor mij is dat een gouden regel bij alles. Woorden alleen hebben geen betekenis. Een actieve stichting is beter dan een passieve vereniging!
Voor mij is de uitdaging dan ook om mensen te inspireren en dingen echt voor elkaar te krijgen. Het is daarbij belangrijk om beleidsmatig te werk te gaan en niet te reageren op de waan van de dag. Daarom zal ik op korte termijn een beleidsdocument opstellen waarin tevens de doelstellingen van de stichting worden vertaald naar concrete acties. Dit document zal wat mij betreft ook een richtsnoer zijn voor de te nemen beslissingen.
Er is recent nogal wat commotie ontstaan over de uitslag van de DKARS enquête. Hoe kijk je daar tegenaan?
Het is erg jammer hoe door sommigen is gereageerd op deze enquête, want ik meen eruit te mogen concluderen dat een grote groep zendamateurs voorstander is van een enkele vereniging. Er zijn verschillende objectieve redenen waarom een enkele vereniging beter zou zijn. Het is bijvoorbeeld erg lastig om amateurs te vinden die bereid zijn om de handen uit de mouwen te steken. Door versnippering vermindert de effectiviteit. In die zin zou een terechte klacht zijn dat de DKARS mede bijdraagt aan die versnippering. Echter als samenwerking op dit moment niet haalbaar is, dan moet je roeien met riemen die je hebt. Maar het is en blijft jammer.
Laat ik nog een voorbeeld geven van zo’n objectieve reden voor samenwerking. Je ziet een tendens dat overheidstaken die zich daarvoor lenen, worden overgedragen. In Nederland is dat bijvoorbeeld het geval bij de Stichting Radio Examens. In het buitenland zie je dat roepletters namens de overheid worden uitgegeven door de amateurvereniging. Door de versnippering is er in Nederland een aparte stichting nodig die iets dergelijks regelt. Zou er een enkele vereniging zijn, dan was dat niet nodig. Bovendien bestaat het risico van uiteenlopende beleidsdoelstellingen want als twee kapiteins op een schip elk een andere richting willen varen dan heb je een probleem.
Wat vind je van de N-herijking?
Laat ik vooropstellen dat dit een persoonlijke opvatting is. Er komt een commissie in DKARS verband die een advies gaat opstellen dat wij gaan toezenden aan Agentschap Telecom. Deze commissie moet zelfstandig tot haar oordeel komen en mijn mening mag men helemaal naast zich neerleggen.
Maar om dan toch antwoord te geven op de vraag zie ik ongeveer het volgende. Toen ik examen deed was tevens de eerste ronde D amateurs in aantocht. De aanleiding was de toenmalige staatssecretaris die vond dat het CB probleem maar moet worden opgelost via een verhuizing naar zes kanalen in de 2 m band waarbij men alleen gebruik mocht maken van typegekeurde apparatuur. Ik meen dat zelfs de bijgeleverde microfoon verplicht was. Het examen stelde werkelijk niets voor want het moest een politiek probleem oplossen. Vragen zoals: “Als je meer zendbereik wilt, moet je antenne dan hoger?” was voor iemand met een beetje CB ervaring meteen te beantwoorden. Met bedoeling van het zendamateurisme had het erg weinig te maken.
Nederland is typisch een land van generaal pardon. Zo ging het ook met de toenmalige D machtiging. Eerst werd de tijdelijke machtiging verlengd en daarna permanent gemaakt. Vervolgens zijn de mogelijkheden steeds opgerekt en inmiddels uitgegroeid tot een halve F registratie. Het niveau van het examen is gelukkig wel hoger geworden, maar je moet je blijven afvragen hoe zich het allemaal verhoudt ten opzichte van de doelstelling van de amateurdienst. Daar zit dan ook volgens mij het kernprobleem. Mede door de komst van erg veel commerciële apparatuur wordt er steeds minder geëxperimenteerd. Daardoor wordt de rechtvaardiging van het zendamateurisme ondermijnd. Want als je alleen communiceert dan ben je niets anders dan iemand die via zijn mobieltje aan het bellen of chatten is. Getalsmatig vallen we in het niet bij de miljoenen andere ethergebruikers. Die strijd verlies je gegarandeerd.
Frequenties zijn inmiddels handelswaar geworden. Binnenkort komt er weer een nieuwe veiling van frequenties voor mobiele operators. Zij zouden maar wat graag gebruik maken van onze amateurbanden, vooral in het UHF/SHF gebied. Dus als er geen algemeen belang gediend is met onze hobby, dan raken we vroeger of later onze amateurbanden kwijt.
Een novice registratie als zodanig vind ik een prima mogelijkheid, omdat het nieuwkomers kan helpen om zich te ontwikkelen. Maar als het resultaat is dat we onze maatschappelijke rechtvaardigingsgrond kwijtraken dan moet je je afvragen of we er dan wel iets mee zijn opgeschoten. Met andere woorden: we schieten zo langzamerhand in eigen voet.
Voor mij is deze discussie dan ook niet zozeer een discussie over wat N-geregistreerde wel of niet mogen, maar naar mijn mening moeten we verder kijken dan de eigen neus lang is en veel werk gaan maken van zaken zoals innovatie, waarmee we een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de techniek. Niet voor niets lees je in de betreffende brief van Agentschap Telecom dat innovatie en onderbouwing bijzonder belangrijk zijn. Mijn advies is dan ook om daarin energie te gaan steken.
Je sprak over EMC. Hoe zie jij dat?
Tijdens het najaar van 2015 werd mij snel duidelijk dat het stoorniveau aanzienlijk was toegenomen. Uit diverse bronnen kwam er storing, zoals een plasma televisie en een aantal omvormers. Ook ontving ik storing van PLC apparatuur. Naar mijn mening is storing door allerlei onbedoelde zenders in feite een milieuprobleem. De rommel is makkelijk gemaakt, maar opruimen is een heel ander verhaal. Als het er eenmaal is, krijg je het niet zomaar weg.
De doorsnee consument denkt dat het allemaal in orde is want er staat toch een CE keurmerk op? Men weet echter niet dat de slager zijn eigen vlees keurt en dat de keurmeester lang niet altijd even objectief is. Verder is het bijvoorbeeld de vraag of energiebesparing door schakelende elektronica niet meteen aan de andere kant weer wordt weggegooid. Want vanwege het hogere stoorniveau is meer veldsterkte nodig en moeten bijvoorbeeld mobiele operators meer basisstations plaatsen of een hoger zendvermogen gebruiken. Daarvoor is uiteraard meer energie nodig. Ik heb nog nooit iets gelezen over de werkelijke “energiebalans”.
De betrouwbaarheid van netwerken neemt af waardoor onder meer hulpdiensten vaker problemen zullen ontmoeten. DAB omroep in de binnenstad kun je zo ongeveer vergeten. Het zijn dus niet alleen enkele zendamateurs die last hebben van de storing maar het is een veel breder maatschappelijk probleem. Daarom zal ik mij tot het uiterste inspannen om via allerlei wegen verbetering te bewerkstelligen. Er zijn al concrete stappen gezet in die richting.
Belangrijk is dat het probleem wordt aangepakt bij de bron en het is volgens mij niet de bedoeling dat zendamateurs de hele buurt gaan ontstoren. Voor mij is een belangrijk motto: het probleem daar laten waar het thuis hoort. Niets doen is geen optie en bovendien zijn er volgens mij diverse wegen die bewandeld kunnen worden. Als je goed nadenkt, komen de ideeën vanzelf.
Wat zijn je plannen voor de komende tijd?
De belangrijkste speerpunten zijn het hebben en houden van amateurfrequenties, het kunnen plaatsen van antennes en het verminderen van storing.
Frequentiebeleid is een toenemend internationale aangelegenheid en daarom richten we ons op het leveren van constructieve en beleidsmatige input aan de overheid. Er zijn informele contacten en onze bijdragen worden op prijs gesteld. Daarnaast houden we ontwikkelingen scherp in het oog en proberen we via verschillende routes druk uit te oefenen. Al genoemd is het WOB verzoek betreffende de 60 meterband. Die informatie zal zeker van pas komen bij een consultatie van het nationaal frequentieplan, die we verwachten. Uiteraard zal namens de DKARS een reactie worden opgesteld.
De DKARS heeft veel werk verzet voor wat betreft antenneplaatsing. Het Bureau Ondersteuning Antenneplaatsing Nederland (BOAN) heeft al het nodige weten te bewerkstelligen, zowel voor individuele amateurs als voor wat betreft gemeentelijk beleid. Mijn juridische ervaring zal ik graag inbrengen om BOAN verder te versterken.
Over EMC is al het nodige gezegd, maar misschien kan ik daaraan toevoegen dat ik nader onderzoek wil doen naar juridische mogelijkheden om druk uit te oefenen. Want de Europese richtlijn verplicht lidstaten om radioverkeer te beschermen tegen interferentie. Maar er gebeurt in dat opzicht naar mijn mening nog veel te weinig. Desnoods stappen we naar de rechter. Ik ben er in elk geval niet bang voor!
Als voorzitter zal ik mij inspannen om de DKARS verder uit te bouwen en de organisatie zo goed mogelijk te laten functioneren. Niet als een soort legercommandant, maar meer zoals als een dirigent het orkest leidt.